Overslaan en naar de inhoud gaan

Fanny’s factcheck: Veranderen we in een lichtgevend groen mannetje?

Uit het stripalbum: ‘De Kiekeboes: Uranium-235’

In ‘Uranium-235’ jaagt Fanny op een smokkelaar van radioactief afval, en waar anders zou ze die beter kunnen vinden dan bij Nuclean? Het fictieve stripbedrijf is gespecialiseerd in het verwerken van radioactief afval. Tijdens een bezoek aan Nuclean ontmoet Fanny een man die niets dan clichés en onzin uitkraamt. Hij beweert dat straling je in een lichtgevend groen mannetje verandert. Is dat zo? Natuurlijk niet! Straling is een natuurlijk fenomeen. Het kan bij hoge dosissen weliswaar het DNA beschadigen, maar in gecontroleerde mate redt het ook levens!

© In samenwerking met De Standaard Uitgeverij. Alle prenten en verhaallijnen behoren hen toe.

SCK CEN - De Kiekeboes - Stralingseffecten (2024)

Radioactiviteit is overal

Radioactiviteit is een natuurlijk fenomeen. Onze lucht, onze planten, onze stoelen en zelfs wijzelf – letterlijk alles is opgebouwd uit atomen. Elk atoom bestaat op zijn beurt uit nog kleinere deeltjes: protonen en neutronen die in een kern samenzitten, en elektronen die in een wolk rond de kern zweven. Indien er te veel deeltjes in de kern samenhokken, kan die kern te veel energie hebben. Dan spreken we van een onstabiele of radioactieve kern. Een onstabiele kern wil graag naar een stabiele toestand evolueren. Hij zendt daarom zijn overschot aan energie uit en doet dat door een deeltje ‘de deur te wijzen’. De energie-overschot wordt uitgezonden en kan voorkomen onder de vorm van deeltjes (alfa, bèta of neutron) of straling (gamma). Die straling noemen we ioniserende straling.

SCK CEN - Kiekeboe - Stralingseffecten (2024)

‘Radioactieve paranootjes’

Wist je dat je een dosis van 0,001 mSv oploopt, als je 30 gram paranoten opeet?

Dat komt omdat ioniserende straling al sinds het ontstaan van de aarde aanwezig is. Het zit dan ook letterlijk overal: in het water, in de lucht, in de bodem en … in onze paranootjes. Ook levende wezens zijn radioactief. En wij zijn als mens daar geen uitzondering op! 

Iedereen wordt dus voortdurend blootgesteld aan ioniserende straling. De gemiddelde Belg ontvangt jaarlijks een dosis van 4 millisievert (mSv) per jaar. Een gedeelte daarvan komt van de natuur. Denk bijvoorbeeld aan straling door stoffen in de aardkorst of kosmische straling. Die laatste, die bij hoge dosissen in de ruimte dodelijk kan zijn, wordt gedempt door de dampkring en het magnetische veld van de aarde. Daarnaast ademen we radionucliden – zoals radon – in of eten we ze – net als met onze paranootjes – op. 

De totale blootstelling aan natuurlijke straling wordt geschat op 2,4 mSv/jaar. Als de jaarlijkse totale dosis 4 mSv bedraagt, vanwaar komt het andere deel van blootstelling dan? Het zal je misschien verbazen, maar die blootstelling is afkomstig van medische toepassingen. In de geneeskunde wordt ioniserende straling gebruikt voor het stellen van een diagnose (radiografie, CT-scan, scintigrafie ...), voor de sterilisatie van medisch materiaal (naalden, mesjes,…) en voor therapeutische toepassingen (de verschillende soorten radiotherapie).

Ook de industrie maakt gebruik van radioactiviteit om bijvoorbeeld voedsel te bestralen en het daarmee langer vers te houden, lasnaden te controleren of elektriciteit te produceren. Industriële installaties – waaronder kerncentrales – zijn echter verantwoordelijk voor minder dan 1% van de jaarlijks ontvangen dosis. 

Over grootheden en eenheden 

Activiteit, dosis, sievert,… Wat betekent het allemaal? Hier zijn de grootheden en eenheden in een notendop:

  • Becquerel (Bq): Dit is eenheid van activiteit: het vertelt met andere woorden hoe ‘hard’ iets straalt.
  • Gray (Gy): De eenheid drukt uit hoeveel straling een materiaal heeft geabsorbeerd: het vertelt met andere woorden hoeveel energie er per kilogram werd opgenomen.
  • Sievert (Sv): Het biologisch effect dat straling op een levend organisme heeft, wordt uitgedrukt met de eenheid sievert. Sievert is de eenheid van dosis: dat kan je begrijpen als de hoeveelheid schade die de straling veroorzaakt.
©FANC

Stralingseffecten in ons lichaam

Ioniserende straling die uitgezonden wordt, doorkruist ons lichaam. Met een lage dosis kan het lichaam omgaan. Het is immers uitgerust met mechanismen om beschadigde cellen te herstellen. Wanneer de blootstelling aan ioniserende straling echter heel intens is of lang aanhoudt, slagen onze herstelmechanismen daar niet meer in. Je zal niet opeens groen worden en licht geven, maar gezonde cellen kunnen wel afsterven en/of het DNA van de cellen kan beschadigd raken, waardoor ze hun functie niet meer goed kunnen vervullen.

De stralingseffecten variëren en zijn afhankelijk van:

  • Hoe hoger de dosis en hoe sneller je de dosis oploopt, hoe groter de schade aan het lichaam. Bij heel hoge dosissen – zelfs tijdens een korte periode – zijn de stralingseffecten onmiddellijk en kunnen ze ernstig zijn. In vakjargon heet dit deterministische effecten: ze verschijnen met zekerheid in een weefsel vanaf een bepaalde drempeldosis. 

    Bij een langdurige blootstelling aan lage dosissen zullen de stralingseffecten pas later verschijnen. Een van de gevolgen daarvan is een verhoogde kans op kanker of genetische afwijkingen bij het nageslacht. Het risico van optreden van die vertraagde effecten hangt ook af van de ontvangen dosis: het wordt steeds kleiner naarmate de ontvangen dosis kleiner is. Een drempelwaarde is hier echter niet bepaald. De wetenschap vertrekt vanuit het theoretische idee dat elke blootstelling – hoe klein ook – een effect heeft. 

  • Sommige radionucliden verspreiden zich homogeen in het lichaam, terwijl andere zich concentreren in op één of meerdere organen. Jodium-131 is daar een voorbeeld van: die stapelt zich op in de schildklier. Niet elke radionuclide zendt hetzelfde type straling uit, en verschillende types straling hebben andere effecten. Zo zal een alfastraler op korte afstand lokaal heel veel schade aanrichten, terwijl een bètastraler minder schadelijk is. Een bètastraler kan dan wel verder in een materiaal doordringen, waardoor de schade dus breder verspreid zal zijn.

  • De stralingsgevoeligheid – zelfs bij gelijke dosissen – verschilt sterk van persoon tot persoon. Kinderen en zwangere vrouwen zijn het meest gevoelig voor gevolgen van ioniserende straling. Ook zijn niet alle organen even gevoelig aan straling: de impact van ioniserende straling op longen is bijvoorbeeld groter dan op huid en botweefsel.

Basisregels voor stralingsbescherming

Leven en werken met ioniserende straling vraagt enige voorzorg. In de sector hanteren we het ALARA-principe. ALARA staat voor ‘As Low As Reasonably Achievable’. Het betekent dat een stralingsdosis altijd zo laag als redelijkerwijs mogelijk gehouden moet worden. Maar hoe beperk je die blootstelling, wanneer je met een radioactieve bron in contact komt? Daarvoor volgen we volgende basisregels:

Drie regels

  • Beperk de tijd gedurende dewelke je met de bron in contact komt.

  • Neem zoveel mogelijk afstand van de radioactieve bron.

  • Afschermende schuttingen houden straling tegen en beschermen personen.

Personen die beroepsmatig in contact komen met ioniserende straling, zijn specifiek opgeleid om er voorzichtig mee om te gaan. Bovendien dragen ze aangepaste kledij, zoals overalls, loodschorten, handschoenen of volgelaatsmaskers.

Levens redden

En wat als … we diezelfde straling nu eens inzetten om kankercellen aan te vallen? Dat klinkt misschien als science fiction, maar dat is het niet! We hebben de voorbije eeuw kennis vergaard over stralingseffecten bij verschillende dosisniveaus. We bestudeerden menselijke cellen, onderzochten planten en analyseerden andere micro-organismen. En dat met één doel voor ogen: de biologische mechanismen achter stralingseffecten ontrafelen. Vandaag zetten we die vergaarde kennis in om kankerpatiënten te helpen genezen.

Heel specifiek onderzoeken en ontwikkelen we bij SCK CEN Targeted Radionuclide Therapy (TRT) – oftewel doelgerichte, interne radiotherapie. Daarbij navigeert een speciaal ontworpen molecule rechtstreeks naar een tumor en eventuele uitzaaiingen, en hecht zich eraan. Hij draagt een radionuclide met zich mee. Die radionuclide zendt haar overtollige energie uit: zo bestraalt ze kankercellen héél precies en lokaal. De kankercellen raken beschadigd, waardoor ze afsterven en de tumor uiteindelijk krimpt. Het gezonde weefsel blijft grotendeels gespaard. Het is met andere woorden millimeterwerk en precisiegeneeskunde. 

Voor patiënten vertaalt zich dat naar minder bijwerkingen en een betere levenskwaliteit. Met TRT betreden we dus een nieuw tijdperk waarin de behandeling van kanker niet alleen doeltreffender is, maar ook persoonlijker. Zo getuigt ook Francis Ligot in deze video: hij heeft al twee keer zo’n behandeling achter de rug. 

Wil je meer weten over dit type kankerbehandelingen? 

Klik hier!

Conclusie – Is radioactiviteit gevaarlijk?

Ioniserende straling is enkel gevaarlijk, wanneer we (langdurig) aan hoge dosissen worden blootgesteld of er onveilig mee omspringen. Straling biedt vooral kansen. Artsen gebruiken het al jaar en dag om kanker, hartaandoeningen en andere ziektes mee op te sporen, en tegenwoordig ook meer en meer om kanker te behandelen. Het is wel van groot belang dat we er verantwoord mee omgaan.

SCK CEN - Kiekeboe - Stralingseffecten (2024)

Veiligheid

SCK CEN draagt veiligheid hoog in het vaandel. Om te vermijden dat we ‘te veel straling’ oplopen, volgen we onze blootstelling nauwlettend op. We monitoren de stralingsdosissen van eigen medewerkers én meten radioactiviteit in heel België ter bescherming van de bevolking. Hierover rapporteren we aan FANC, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Maar hoe monitor je iets dat je niet kan zien, ruiken, horen of voelen? Dat kan je in Fanny’s factcheck over ‘Radioactiviteit meten’ lezen!

Klik hier voor Fanny's Factcheck over radioactiviteit meten

Deel deze pagina